gebedskleedjes op het schoolplein
[Kees Beekmans, Eén hand kan niet klapt, en andere verhalen uit de zwarte klas]
Kees Beekmans geeft al ruim tien jaar les aan kinderen op zwarte scholen. Zijn korte verhaaltjes over leraar zijn in ‘de zwarte klas’ verschenen eerder in de krant. Nu zijn ze gebundeld tot een boek: Eén hand kan niet klapt.
1995. ‘De jongens’, zegt Vesna, ‘negeren alle meisjes. Ze zijn in de zomervakantie fundamentalist geworden.’ Beekmans moet eerst lachen. Vorig jaar stonden ze nog met meisjes te zoenen. En verder zijn deze jongens leergierig, hardwerkend en ambitieus. Maar er blijkt wel iets van waar te zijn. Een aantal van hen heeft sinds de vakantie een woeste baard laten staan. De lerares Engels wordt niet meer aangekeken. Ook bij andere leraressen wenden de jongens de blik ostentatief af. Op vrijdagmiddag zijn ze so wie so niet op school. Dan moeten ze naar de moskee. Op een opmerking van de leiding dat men het bidden tijdens de pauzes liever niet op school ziet gebeuren, wordt nauwelijks gereageerd. Maar de volgende dag ontrollen zes Marokkaanse jongens demonstratief hun gebedskleedjes op het schoolplein. Net zo plotseling als het religieuze vuur oplaaide, dooft het trouwens ook weer. De leraressen worden weer aangekeken. ‘Ze doen weer redelijk normaal’, zegt Vesna. De moskee op vrijdagmiddag hebben ze echter niet willen opgeven. Wel komen ze nu zo snel mogelijk terug, zodat ze niet meer absent maar slechts wat te laat zijn bij de les natuurkunde. De docent ziet het maar door de vingers. ‘Je moet die jongens toch een béétje de ruimte geven.’
ongemakkelijkheid
In 1995 was dit een kleurrijk en spannend verhaal – en de mening van de docent natuurkunde de enige politiek correcte. Negen jaar later geeft precies ditzelfde verhaal de lezer een ongemakkelijk gevoel. Het is immers nauwelijks meer los te zien van de huidige maatschappelijke realiteit waarin de vrees voor moslimfundamentalisme een belangrijke plek inneemt. Wie dit verhaal leest, leest het met de ogen van het jaar 2004. En daarin brandt in feite maar één vraag: hoe komen sympathieke, hardwerkende moslimjongens ertoe om ‘in de zomervakantie’ fundamentalist te worden? Ook in andere verhalen slaat de ongemakkelijkheid toe, zij het wat minder hevig. Zo is er het verhaal waarin de Marokkaanse puber Sallah over Salman Rushdie zegt: ‘Deesj man hij schrijft hele slechte boek voor islam. Hij moet dood!’ En zo zijn er de verhalen over het maagdenvlies, de oorlog in Irak en de ramadan.
koninkrijk op aarde
Een ding blijkt uit al die verhalen: Beekmans gaat zonodig altijd de discussie met zijn leerlingen aan. Misschien door zijn achtergrond als journalist – zijn baan bij de Volkskrant wisselde hij in 1992 in voor het leraarschap op een zwarte school in Amsterdam. Zijn korte stukjes over zijn leerlingen - pubervluchtelingen en jonge migranten - verschenen aanvankelijk in NRC Handelsblad en sinds 2003 in De Groene Amsterdammer. In de bundel Eén hand kan niet klapt laat Beekmans zien een scherp observator te zijn en voortdurend te reflecteren op zijn manier van handelen. Van zijn schrijfstijl moet je houden, maar er ontstaat beslist een aardig beeld van wie die zwarte kinderen nu zijn, wat ze denken, hoe ze met elkaar omgaan en waarvan ze dromen.
Maar het boek wil meer zijn dan dat. Het weerspiegelt, zo stelt de achterflap, een decennium waarin grote aantallen vluchtelingen (Iran, Irak, Bosnië) en migranten (Marokko, Turkije) Nederland binnenstroomden. Bijna terloops lezen we ook daarover Beekmans’ ongeruste reflecties. Over kansarme jongeren, bijvoorbeeld. ‘Je pikt ze er zo uit’, schrijft Beekmans. ‘De jongens waarmee gerommeld is, of die geen vader hebben, of wier oude ouders in Marokko verblijven, die de opvoeding van hun jongeste kinderen hebben uitbesteed aan hun oudste kinderen. Ze hebben iets met macht. Ze rebelleren tegen ons, autoriteiten, of zijn druk doende […] hun kleine koninkrijk op aarde te vestigen, zonder dat wij daar veel van zien.’
kloof
Nee, het gaat niet goed met die tweede generatie allochtone kinderen, schrijft Beekmans enige malen in Eén hand kan niet klapt. De kloof tussen thuis en Nederland is vaak te groot. En iedereen staat machteloos. Hoewel. Het gesprek op gang houden is essentieel. Praten, praten, praten dus, als je dingen ziet mislopen. En: ‘Je moet van ze houden’, zegt de mentor van de school in een van Beekmans’ verhalen. ‘Ik hou van die kinderen’, voegt ze eraan toe. Dat kunnen we ook van Beekmans zelf zeggen. Want dat straalt van elke bladzijde van zijn boek af.
Kees Beekmans, Eén hand kan niet klapt, en andere verhalen uit de zwarte klas. Utrecht, Uitgeverij Het Spectrum, 2004; 240 blz., € ... isbn 90 274 97206.