de loverboy als professional
[Linda Terpstra, Anke van Dijke en Marion van San, Loverboys, een publieke zaak. Tien portretten]
Hoe gaan loverboys te werk en wat zijn hun motieven? Het verhaal van tien mannen die verdacht worden van loverboy-paktijken of daarvoor veroordeeld zijn. ‘Volgens mij ben ík het slachtoffer.’
Er is veel aandacht voor het fenomeen loverboy. Vooral voor de verhalen van de slachtoffers. Die zijn dan ook meestal van het soort waarnaar je ademloos luistert, met medelijden en ook met fascinatie. Want hoe kan het toch gebeuren dat zo’n meisje helemaal wordt meegezogen door zo’n jongen die haar de hemel op aarde belooft en haar vervolgens subtiel de hel in sleurt? Vorig jaar schreven onderzoekster Linda Terpstra en Anke van Dijke daar al eens een boek over. In Publiek geheim: jeugdprostitutie vertelden negen jongeren hoe zij in de prostitutie terecht zijn gekomen. Kwetsbare jongeren zijn dat, was de conclusie van de onderzoeksters. Ze hebben meestal geen goede relatie met hun ouders, nauwelijks echte vrienden en denken dat niemand van hen houdt. Zeker meisjes zijn dan al snel een prooi voor loverboys.
gevaarlijk soort slang
Wat de loverboy zélf betreft: tot dusver werd vooral óver hem gesproken. In folders, op scholen en in preventieprojecten die als paddestoelen uit de grond schieten. Doel: meisjes ervan weerhouden om ‘verstrikt te raken in zijn netten’. Want dat is het soort taal dat de loverboy omgeeft. Een mythische figuur is hij bijna, die meisjes in zijn ban kan krijgen. Op websites als loverboys.nl worden de inpalmpraktijken van de loverboy zo gedetailleerd mogelijk ontleed, als was hij een gevaarlijk soort slang. Vaak wordt zijn werkwijze zelfs in de vorm van een ‘stappenplan’ gepresenteerd: ‘Hij parkeert zijn dure auto’s voor middelbare scholen / Eerst is hij heel lief / Je krijgt ook nog mooie sieraden en parfum / Dan wil hij dat je met zijn vrienden naar bed gaat […]’. Dat suggereert een helder soort dader met een profielschets die meisjes direct de andere kant op doet rennen. Maar dat is dus niet helemaal conform de werkelijkheid.
ambacht
Dat niet alle loverboys hetzelfde zijn, blijkt uit, het nieuwste boek van Terpstra en Van Dijke. Daarin komen dan eindelijk de loverboys (danwel zij die van loverboy-praktijken worden verdacht) aan het woord. Tien van hen spreken uitgebreid over hun daden, hun motieven en hoe ze daar nu op terugkijken. De meeste zijn allochtoon, het merendeel Marokkaan, en hebben weinig opleiding gehad. Desalniettemin wordt uit de beschrijving van hun ‘loverboy-jaren’ schrikbarend duidelijk hoe professioneel het ‘beroep’ is. Loverboy zijn is niet iets wat je erbij doet, maar bij wijze van spreken een ambacht. De doorsnee loverboy bestaat verder niet echt. Waar de een zijn verantwoordelijkheid bot ontkent (‘Volgens mij ben ík het slachtoffer’), voelt de ander zich juist schuldig (‘Ik wil schoon schip maken en een ander leven gaan leiden’).
realistischer
En passant geven de verhalen van de loverboys overigens iets meer inzicht in de dynamiek tussen dader en slachtoffer. Meisjes zijn niet alleen weerloze slachtoffers, schrijven de auteurs moedig in hun nabeschouwing. Veel meisjes werken actief mee, vinden ook loverboys. Dat maakt de zaak er niet gemakkelijker op, maar wellicht wel realistischer. Een geïnterviewde: ‘Als een jongen het haar gewoon of via een omweg vraagt en zij zegt “ja, ik wil het doen”, wiens fout is het dan?’ Goede vraag wel.
Linda Terpstra, Anke van Dijke en Marion van San, Loverboys, een publieke zaak. Tien portretten. Amsterdam, Uitgeverij SWP, 2005;119 blz., € 12,-, isbn 90 6665 646 8.